Thijzi Draws Something

A collection of illustrations of movie icons, finger-drawn on the iPhone app Draw Something, that appeared daily on the website of Pluk de Nacht, Amsterdam's awesomest open air film festival.

Uit

A two-page graphic short story.






"Uit het leven van: Bert, perfectionist" is my entry for the Benelux Beeldverhalen Prijs 2010. Its misspelled alter-ego was put on the shortlist and the comic will be framed and exhibited in this museum till the end of summer.

The winner of the contest was published in nrcnext today.

And here's a picture of some happy dolphins.

Umut & Kokkie


Dit was Umut & Kokkie, aan de Jan van Galenstraat in Amsterdam West. Turk en Hollander, samen een snackbar, arm in arm op het logo. Op de ruit: “Italiaans, Turks en Nederlandse specialiteiten.” Lees: pizza’s, Turkse pizza’s, friet en kroketten. Toonbeeld van multiculturaliteit, midden in de Baarsjes, zo’n tent komt toch wel de winter door?

Toch wilde het maar niet lukken met Umut en Kokkie. Geen drommen mensen van allerlei komaf voor de deur, met handen en voeten hun taalbarrières overbruggend, kauwend op in- en uitheemse gerechten. In plaats daarvan stond Umut avond na avond achter zijn toonbank voor zich uit te staren. Zonder Kokkie, die was als chef aan de slag gegaan bij de “Heineken Hoek” om rond te kunnen komen.

Misschien lag het ook wel een beetje aan de presentatie. De belichting was te gloomy, de toonbank bijna leeg. Een reclameposter voor goedkoop bellen in het raam, een vergeelde Gouden Gids in de vensterbank.

Ik voelde een atypische vorm van bekommering om het lot van Umut en Kokkie (en ik was werklo... freelancer), en maakte twee posters:





Van stadsdeel de Baarsjes kreeg ik een subsidie om 5000 flyers te drukken, met achterop het menu van Umut & Kokkie. Deze zou ik door de hele Baarsjes verspreiden. “Zou”, want een week nadat ik de flyerontwerpen aan Umut liet zien ging de tent failliet. De gevel is nu blanco, de zaak is overgenomen door een jong stel dat er een “typisch Nederlandse snackbar” van wil maken. “Vis, Friet, Snacks en veel meer!”, zo brult een A4tje in zwierige letters. De eerste aanbieding prijkt ook al op de ruit:



Ach.

Pluk de Nacht

Hieronder de blogs die ik de afgelopen tijd schreef voor Pluk de Nacht.




Bartender

Ik krijg een Grand Tour van Petra, coördinator van de bar. Normaalgesproken is dat Froukje, maar die heeft vandaag een rustdagje. Tijdens de rondleiding zie ik ook in waarom. We beginnen achterin en werken stap voor stap, terwijl we ons door rondrennende vrijwilligers vlechten, de U-vormige bar af.

“Dit is de spoelbak. Alleen voor glazen, niet je handen in wassen. Hier staat ijs. Daar munt. Hier limoenen. Dit is de koelkast voor de vrijwilligers, daar kun je straks drinken uit pakken. Hier maken we de cocktails. Zullen we een cocktail oefenen?”

Ik ben de limoenen nog aan het bewonderen.

“Wat?” stamel ik, “Ja. Cocktails, okee.”

Mijn tour guide staat al met een grote vijzel in een bak ijs te stampen.

“Er zijn drie soorten. Ginger, whiskey sour en mojito. Ze komen uit de premix. Die staat daar.”

“Check.” zeg ik stoer, alsof ik het heb onthouden. In mijn hoofd klinkt het: “Er zijn drie soorten cocktails: ginger, ... en nóg twee. Ze komen ergens uit, en die staat dáár.”

Ik krijg te zien hoe de mojito gemaakt moet worden, en kijk met open mond toe. Daar doe ik zelf vast een uur over! Dan is er een flits. Dan nog één. We kijken op, en zien hoe een mevrouw foto’s van ons maakt. Ik vrees voor internetpublicatie van mijn verbouwereerde kop. Petra drukt de pasgemaakte cocktail in haar handen, en de fotografe trippelt vrolijk weg.

De tour gaat verder.

“Hier staat bier. Vedett, Duvel. Dáár ook. Hier fris en sap. Cola, Spa. Hier appelsap, daar perensap en sinaasappel. En hier de wijnen. Wit, rosé. Rood onder de bar. We verkopen ook sigaretten. Blauw muntje in de doos doen, staan erboven. Dit is koffie, dit ook, dit thee. Zal ik de koelcontainer even laten zien?”

Ik zit met mijn hoofd nog even bij de mojito. Moest er nou éérst munt in, dán ijs?

“Ja, is goed.” zeg ik.

Ondertussen sluit Jan-Jan, barman en (elektro-)technicus, zich bij ons aan. Hij demonstreert het deurmechanisme van de koelcel. Die blijkt alleen onder een bepaalde hoek te werken. Ik mag het proberen en slaag wonderwel. Ik oogst complimenten, en glunder.

Ik flirt even met de gedachte om de rest van de avond koelceldeuroperateur te zijn.

“Ha Thijs, mag ‘ie weer effe open?”

“Tuurlijk, joh, geen probleem.”

“KRRRRRGKLUNK!”

“Yo, thanks! Niet stiekem dichtdoen als ik erin zit hè?”

“Hahaha! Zou niet durven!”

“Haha!”

Plop. Mijn fantasietje verdwijnt als Petra met een glimlach vraagt of ik het allemaal begrepen heb. Ik knik.

“Ja, joh, geen probleem!”
Ondertussen overweeg ik om ter plekke een rustdagje af te kondigen.







Succesvolle ontspanning is af te dwingen

Je hebt een baan met grote verantwoordelijkheden. Je bent zakenman. Ondernemer. Consultant. ´s Ochtends steek je jezelf in een strak overhemd en een scherp pak. Je legt kundig een dubbele Windsor in je das. Je kijkt in de spiegel. Daar sta je. Strak, een tikkeltje uitdagend, met één mondhoek ietsjes opgetild. Met duim en wijsvinger strijk je je wenkbrauwen in één beweging glad. Je kijkt op je horloge. Het is tijd. Je pakt je koffertje. De hakken van je schoenen maken een autoritair geluid op het parket als je loopt: je krijgt er zelfvertrouwen van. In de slaapkamer zet je een lange kus op het voorhoofd van je slapende geliefde. Ze smakt een paar keer en mompelt: “Darg fsnatje.”

De zwarte Audi pliept en zijn koplampen knipperen. Hij is blij om je weer te zien. De ochtend tocht en kraakt; je loopt snel naar je wagen. Als je bent ingestapt adem je een keer diep in en uit. Je steekt de sleutel in het contact en draait hem om, ferm. De motor start, jullie komen samen tot leven. Dit is kracht. Je gooit een blik over je schouder: de weg is verlaten. Je zoemt weg. Je bent los.

Het is een lange, moeilijke dag: de nieuwe assistente Nicolette begrijpt niets van de agenda software. Je feedback assessment van vorige week heeft nog steeds geen go ahead gekregen. Een bilateraal met Ella, van accounting, maakt duidelijk dat er meer unforseens zijn dan je gisteren had voorzien. De ellende is compleet als Dave je lunch order heeft verwisseld met die van de veganistische Thea, van marketing.

Je verheugt je op Pluk. Je hebt Pluk nodig. Ontspannen op een poef. Een kouwe Vedett. Pepperoni pizza, warme mozarelladraden die aan je lippen bungelen. Je geliefde staat al bij de ingang. Ze geeft je een korte knuffel en vraagt dan lichtelijk geïrriteerd waarom je die ochtend geen dag hebt gezegd. Je laat het schieten. Jullie lopen naar binnen en dan zie je het: geen strandstoel of poef onbezet. Rij voor de bar. Dekentjes op. Je geliefde gromt zachtjes. Bijna wil je je omdraaien, terug naar huis. Maar gelukkig heb jij dit stukje gelezen, achter je bureau, kauwend op een broodje gegrilde aubergine. Vlak nadat je Dave hebt uitgescholden.

Hier volgen drie tips voor de vermoeide zakenman (of -vrouw, natuurlijk!). Drie sluikse methodes om een drukke, onbegaanbare zee Plukkers te bezeilen en in no time je target te bereiken: een ontspannen Plukavond.

Let wel: dit zijn geniepige, smiechterige methodes, die ten koste gaan van het plezier van anderen. Met een hoge risk-return. Alleen voor zakenmannen en -vrouwen die op knappen staan dus. (Alternatieven staan tussen haakjes.)




Tip 1. Hoe regel je ASAP een biertje als de bar in high demand is?
Loop de loods binnen. Daar staat vaak geen rij. Smak met groot vertoon een bankbiljet op de bar. Bestel. Het is te hopen dat Dave niet als vrijwilliger achter de bar staat.
(Je kunt iedereen in de rij ook 10 euro geven om hun plek af te staan.)



Tip 2. Hoe bemachtig je een goede seating arrangement voor jou en je partner als er sprake is van saturation of capacity?
Vind een tak. Vind vervolgens een hondenbezitter op een poef. Ga achter hem/haar staan en gooi de tak weg. Neem plaats.
(Je kunt ze ook 100 euro geven om hun plek af te staan.)



Tip 3. Hoe kom je aan een dekentje als er product depletion bij de source heeft plaatsgevonden?
Vind een visser op de Natte Punt. Leen hengel. Vis een dekentje uit het publiek.
(Je kunt iemand ook 50 euro geven voor hun dekentje.)




Oma

“Wablief?”, brengt mijn omaatje uit als ik haar vertel dat ik Daily Blogger voor Pluk de Nacht ga zijn. Met priemende oogjes kijkt ze me aan, en ik besef dat ze zich afvraagt in welke taal haar kleinzoon tegen haar praat.

Ik probeer het uit te leggen.

“Pluk de Nacht – dat is een openlucht filmfestival, oma. Daar draaien ze mooie films die je niet in de normale bioscoop ziet.”

“Ah ja, bioscoop.”, mompelt ze.

“Mensen zitten in de buitenlucht, onderuitgezakt op strandstoelen, ingepakt in dekens. Ze hebben een koude fles bier in de hand. Soms miezert het een beetje.”

“Och, jongen toch! Da gade toch nie tussen zitte?”

“Maar een beetje regen maakt het juist gezellig, oma. We kruipen tegen elkaar aan, delen onze dekens. Er worden pizzas en pannenkoeken gebakken, en na de film gaat iedereen dansen in een soort... bouwwerk. Een groot hok met een golfplaten dak, waarin een deejay lekkere muziek staat te draaien. Meestal gaat dat dak eraf, oma!”

Ze kijkt geschrokken op.

“Da zal toch nie?”

“Dat betekent dat het leuk wordt, oma. Het dak blijft er gewoon op hoor.”

Ze kijkt me argwanend aan, alsof ik haar misschien in de maling aan het nemen ben.

“En wa gadegij dan doen jongen?”

“Ik ga daar over schrijven op internet. Elke dag een stukje, en soms maak ik ook een tekening. Dat heet bloggen.”

Ze wendt haar blik van me af en staart puzzelend voor zich uit. Ik bekijk haar gespannen om te zien of het kwartje aan het vallen is. (Mijn oma doet niet aan euros.)

“Op de compjoeter?”

“Ja!”

Opeens heeft ze een verband gelegd tussen deze buitenaardse bezigheden van haar kleinzoon en het ding dat al twee jaar zo goed als onaangeraakt op het bureau in haar huiskamer staat. Alleen voor een maandelijks potje patience gaat de beschermhoes eraf.

“En wie leest dat dan, jongen?”

“Wie ook maar wil! Mensen met internet. Mensen die de nacht al hebben geplukt, of die dat nog willen gaan doen. Misschien zelfs oma’s van de blogger...”

Ze kijkt me lichtelijk verbluft aan, alsof het zou kunnen dat ik haar bedoel.

“Ik wil proberen de sfeer over te brengen, om zo nog meer mensen te prikkelen de nacht te komen plukken.”

Ze glimlacht naar me zoals alleen oma’s dat kunnen en komt langzaam uit haar stoel.
“Nou, ik zal voor je duimen, jongen.”

“Dank u wel, oma.”

“Ik hoor de ketel fluiten.”

Langzaam schuifelt ze naar de keuken.




Goed Toeven


“Daisy!” schalde een megafoon over Het Stenen Hoofd. “Je pizza is klaar!”

“Yes!” Op het terrasje ging een arm de lucht in. Twee tellen later huppelde Daisy naar de pizzabus.

Ik vernauwde mijn ogen om tegen de felle namiddagzon in te kunnen kijken. Het was een ontzettend mooie dag. Langzaam stroomde Het Stenen Hoofd vol. Een groepje van vier meisjes betrad druk pratend het terrein, flapte een piepklein groen kleedje uit en ging zitten, elk op een hoekpunt. Ze plopten een fles witte wijn open en praatten lustig verder. Een groepje zwemmers droogde zich af op de Natte Punt.

Ik keek nog eens naar het oude mannetje. Hij was dun en bleek, maar leek bij de les. Hij hapte af en toe in een broodje en keek dan vergenoegd kauwend om zich heen. Dan reikte hij naar de koude fles bier die op tafel stond en zette die trillend aan zijn lippen.

“Het is goed toeven hier, hè?” zei ik.

Ja, dat was het, vond hij. Hij kwam hier wel vaker tijdens Pluk de Nacht.

“En deze stoelen,” zei ik, “die komen uit een hotel, wist u dat?”

Ja, inderdaad, dat was te merken. Ze waren erg prettig. Hoewel, ik zat in een nóg luxere stoel dan hij, dieper en met dikkere kussens. “Die zijn om in te hangen,” vond hij. Niks voor hem. Ik kreeg een klein bewustwordingsmomentje, zo één waarop je jezelf van een afstandje ziet. En inderdaad: ik zat niet, ik hing. Rechtop zitten ging gewoon niet, in die hotelstoel.

Twee lange jongens met nette shirtjes keken om zich heen. Beiden droegen een grote boodschappentas. In hun kielzog hupsten twee mooie, slanke meisjes in zomerjurkjes. Dáár, bij het water, wees één van de meisjes. Ja, dat was een goed plekje. Maar waar konden ze op zitten? Een korte blik naar de jongens maakte duidelijk dat het zand geen optie was. Dáár, twintig meter verderop, daar stond een groot, vierkant kussen, gemonteerd op een stapel houten pallets. De jongens zetten hun tassen neer en stapten er als koene ridders op af: die gingen zij wel eventjes aan het water zetten. Het meisje in het groene jurkje pakte de tassen en zeulde die naar het verkozen plekje.

“Zal ik dít dan maar weer doen?” zuchtte ze.

Één van de jongens zwaaide met zijn armen, spande zijn spieren en pufte overdreven, als een gewichtheffer vlak voordat hij zich moet inspannen. De meisjes glimlachten.
Drie seconden, twee meter, en één grappig schouwspel later plofte het kussen neer.
Één van de jongens moest wild opspringen om zijn tenen te redden.

“Dit is denk ik een beter plekje,” riep de ander, rood aangelopen.

De meisjes pakten de tassen op en sleepten die zuchtend richting hun vriendjes.

De oude man en ik hadden het over de Baarsjes toen Daisy’s pizza werd omgeroepen. Ik had hem verteld dat ik daar woonde. Hij kende die buurt wel. Vroeger reden daar grote trams van Zweedse makelij doorheen, naar Zandvoort, zo vertelde hij. Daar had hij wel eens ingezeten, na de oorlog.

Hij nam nog een hap van zijn broodje.

“Gaat u ook naar de film kijken straks?” vroeg ik.

“Nee.” Antwoordde hij, een beetje somber. De film was in het Engels en dat sprak hij niet. Bovendien was zijn hondje ziek, en moest hij er zo maar mee naar huis. Het hondje dat ik op weg naar de hotelstoel even op zijn kop had gekrabbelt kwam aansjokken, alsof hij gemerkt had dat hij hier besproken werd. Hij oogde inderdaad niet zo vitaal.

Ik keek weer naar de oude man.

“Ik geloof zelfs dat die film in het Lets is,” zei ik.

Hij zuchtte.
“Nou, dat spreek ik al helemaal niet.”






Ook dát is Pluk

Er wordt vrolijk gepraat op Het Stenen Hoofd. Een gespierde jongen propt nog een stuk pallet in de korf. De vlammen slaan gretig om het hout heen, het vuur knettert dankbaar. Men geniet van de warmte. Toch heerst er ook een vreemde ingetogenheid: een aantal mensen staart stilletjes in het knisperende vuur. Het was namelijk geen gemakkelijke film, die “Sophiiiie!”

Het wordt al snel duidelijk: hoofpersoon Sophie is iets vreselijks overkomen, en het drijft haar tot zotheid. Ze zoekt de confrontatie met iedereen. Onbevreesd want levensmoe. Iedereen moet haar pijn zien, niemand mag haar helpen. Haar vriendje begrijpt haar niet, zegt ze op een gegeven moment, want hij is té begripvol. Ze wil haar gal spuwen, en wel op mannen, want die hebben haar ellende veroorzaakt. Die mannen zijn, volgens Sophie, “óf allemaal klootzakken, óf lieve idioten”. Met de nadruk op ‘idioten’.

Maar ook dát is Pluk wel eens, naast algehele gezelligheid: een confronterende kijkervaring. Met zo’n film merk je gelijk wat de meerwaarde is van de open lucht. De film gebeurt, pal voor je neus, een beetje zoals het leven dat ook neigt te doen. Hij overkomt je, en mengt zich met jouw werkelijkheid. Een ambulance die we door de Hamburgse nacht horen snellen terwijl Sophie in een taxi zit, blijkt opeens tóch door Amsterdam te rijden. Tijdens één van de meest gruwelijke scenes van de film, waarin Sophie bebloed en verward over een drukke winkelstraat zwalkt, trekt er een kille windvlaag door het publiek. Of is het toch de aanblik van dat ongelukkige meisje, die collectief doet rillen?

Na zo’n film wil je je handen warmen aan een vuurtje. Een biertje erbij. Praten over weer een week. Dansen. Je goed voelen.

“Wiens idee was dit ook alweer?” grapte een blonde jongen aan de bar tegen zijn vrienden. Althans, ik denk dat hij grapte. Ergens vroeg hij zich misschien ook af waarom ze niet stonden te zweten op een propvolle dansvloer in de Bubbles.

In het begin heeft het nog wel iets grappigs, al die malaise, en de onbezonnenheid waarmee Sophie haar omgeving te lijf gaat. Het publiek kan nog lachen wanneer een wrange weddenschap in een foute kroeg eindigt als Sophie, terwijl ze met een glasscherf de schwanz van één van de stamgasten gijzelt, in een taxi ontsnapt. Maar tegen het einde van de film kan nog maar een enkeling het opbrengen om te lachen om zoveel drama. Als de film voorbij is klinkt er een verdwaasd applaus, dan staat men op. De technicus in de projectietoren voelt het goed aan en monteert het vrolijke nummer uit de korte voorfilm (“alles geht vorbei!”) over de aftiteling heen.

“Nu een feestje, daarna tot morgen!” valt er dan op het scherm te lezen.

En inderdaad, tot diep in de nacht zit Het Stenen Hoofd vol. Het duurt niet lang of de deejay heeft de stampvolle Pluk-loods aan het dansen. De blonde jongen en zijn vrienden staan er middenin. Sophie is hij gelukkig vergeten. En de Bubbles ook.







Mierenwanhoop

Stel, je hebt net je fietsje aan het hek geketend, je verheugt je op een simpele avond met je vrienden: filmpje, biertje, krepje, dat werk. Je draait je om en dan zie je ze. De mensen. Honderden mensen. Overal. Ze zitten, staan, praten, lachen, eten, drinken. Ze banjeren van hot naar her, kriskras over het terrein, een constant bewegende chaos. Het Stenen Hoofd is één woest kolkende mensenzee. Geen wiskundige formule op los te laten. Random. En het gaat maar door: als een perpetuum mobile, diep tot in de (bijna) oneindige nacht. Daar sta je dan, als een mier aan de voet van de hoop, hopeloos. Hoe moet je hier je vrienden in terugvinden?! Hoe kom je ooit bij de bar?! Het kan niet, het is gekkenwerk! Een onmogelijke opgave, bekokstooft door de duivel zelve! Fiets pakken en terug naar huis dan maar?

Neen, menschen! Weescht niet langer wanhoopigh! Ik breng goed nieuws...

De afgelopen dagen heb ik het Plukpubliek geobserveerd. Uit mijn waarnemingen heb ik diverse gedragscodes kunnen afleiden, die ik hier de komende tijd in stukjes zal publiceren. Moge het voor de lezer een trukendoos zijn, waaruit geput kan worden om een succesvolle Plukavond te garanderen. Moge de hoop naar de mier komen!

Vandaag: Hoe vind ik mijn vrienden in het Plukpubliek?


Methode 1. Bel ze op. Vraag ze om te gaan springen, dansen, en met de armen te zwaaien. Als je ze hebt gelokaliseerd kun je ophangen en je een weg naar ze toebanen. Voor deze methode hebben zowel jij als je vrienden een mobiele telefoon nodig.



Methode 2. Ga pal voor het grote scherm staan, met je gezicht naar het Plukpubliek toe. Roep de namen van je vrienden. Hoe harder je roept, hoe groter de kans is dat ze je horen. Nadeel van deze methode is dat meerdere mensen dezelfde naam kunnen hebben. Je zou kunnen overwegen ook hun achternamen te roepen. Besef ook: het is niet koel om deze methode tijdens de film toe te passen.



Methode 3. Begeef je naar de pizzabus. Bestel een pizza, maar let op! Geef niet je eigen naam op, maar die van één van je vrienden. Als deze wordt omgeroepen kun je zo meelopen naar hun lokatie. Bovendien heb je dan een lekkere pizza om met ze te delen: je vrienden zullen je het beste plekje van de poef geven. Let wel: deze methode kost tussen de 5 en de 8 euro.





Het M-Woord

Er is eerder over geschreven, en ongetwijfeld beter en samenhangender, maar wat ís het eigenlijk: naar een film kijken? De bounce rate van dit blog zal vandaag wel de pan uitrijzen, met gelijk zo’n stuk gezever in de openingszin, maar ik wil het er toch even over hebben.

Het was een zonnig avondje, één van de mooiste sinds Pluk is begonnen, en het publiek genoot zo mogelijk nog zichtbaarder dan ooit. Misschien kwam dat ook door de dag: op zondagavond hangt natuurlijk het M-woord alweer merkbaar in de lucht. Nog één schilfertje weekend, nog één flinterig stukje vrijheid, en het is weer zover: vroeg opstaan. File. Automaatkoffie. Die collega die je personal space niet respecteert. Om vier uur een mok soep brouwen met een poedertje uit een zakje.

Begrijpelijkerwijs werd de laatste flard vrijheid gretig bij de lurven genomen en vijftien keer omgedraaid. Er werd gepicknickt, gedronken, gelachen. De zon voldeed aan haar taakomschrijving voor zondagavonden als deze en legde een gouden gloed over Het Stenen Hoofd. Zelf was ik even op de uiterste natte punt van de Natte Punt gaan staan, en keek voldaan zuchtend uit over het IJ. Een tanker met bergen steenkool schoof door het water, golfjes klotsten erdoor tegen de wal. Even later dobberden er drie zwanen voorbij. Nu is het bij mij altijd zo dat de “gouden gloed/drie zwanen-combo” aanzet tot een filosofisch gemijmer van jewelste. Een bui waarin ik mezelf vragen stel, en bijna euforisch concludeer dat ik de antwoorden niet weet. Dan kan ik die namelijk fijn zelf verzinnen.

De korte films die op Pluk werden vertoond deden inzien hoe groot het scala aan filmmakers op onze planeet wel niet moet zijn. We zagen Ze Frank, een absurdistische internetkunstenaar. Zijn inzichten in de Scrabblecultuur van zijn familie konden op veel herkenning rekenen. Toen kwam de Nederlandse korte film “Zand”. Een vrachtwagenchauffeur worstelt met de omgangsregeling van zijn dochtertje, haar moeder is een oppersecreet, hij een goeiige lobbes. Het eindigt, hoe kon het ook anders, in algeheel drama. Daarna zagen we een documentaire over het grijze dorpje Doel, te Vlaanderen, dat ten dode staat opgeschreven. Al garnalenplukkend bespreken bejaarde dametjes dromen die, dat zien ze zelf ook in, nooit uit zullen komen. Als de priester bij het handjevol gelovigen dat de parochie nog telt er voor de zoveelste keer op hamert dat tien kerkgangers net zo waardevol zijn als duizend, doet de wrangheid van het hele gebeuren je tóch een beetje beschaamd gniffelen.

Volgens mij is dát het, wat er gebeurt als we naar een film kijken. Je ziet en je voelt een andere wereld. Je leeft er zelfs even in. Het is nooit een perfecte wereld, vaak is hij niet eens mooi. Maar die file, die irritante collega en die mok soep uit een zakje: ze zijn even vergeten. Doormiddel van film deelt de mensheid haar leed. Het biedt ons perspectief. En perspectief is, in de onbescheiden mening van deze amateurfilosoof, een erg belangrijk wapen in de uitputtende strijd tegen het telkens wederkerende M-woord.

Kom maar op, M-woord!






Het Regent Honden


Het is me opgevallen dat vrij veel Plukkers hondenbezitters zijn. Ik heb ze met nieuwsgierigheid bekeken, de afgelopen tijd. Zo heb ik de bevinding kunnen doen dat baasjes niet altijd op hun honden lijken, zoals een oud-Hollandsche zegswijze beweert, maar dat de hondenaanschaffer ook vaak probeert te compenseren voor grootte, postuur, joie de vivre, en harigheid.

Plukkers lijken vaak hun “antihond” te bezitten: een ouwig, kaal menneke staat onvermurwbaar als een boomstam in het gras geplant terwijl een klein, hyperactief bolletje pluis aan een lijn in cirkels om hem heen stuitert. Een ielige jongen met een grote, donkere bos krullen gaat vergezeld van een beer van een monsterhond met een mooie, gladde, blonde vacht; een soort kruising tussen een Noord-Amerikaanse Grizzly en Claudia Cardinale.

Het enige gevalletje “zo baas, zo hond” dat ik heb kunnen spotten was een gespierde, hoekige pitbull terrier die aan de voeten lag van een gespierde, hoekige vrouw.

De programmering van Pluk komt de hondenmensen goed tegemoet. Enkele dagen geleden zagen we een korte film met een sublieme scene, waarin een bejaarde vrouw haar langharige hondje bij het nekvel grijpt en met lange halen de knopen uit zijn vacht kamt. Gisteren was er een korte film over een wereld bevolkt door mensen met hondenhoofden. Daarna kwam hoofdfilm Shotgun Stories, waarvan het omslagpunt komt als de hond van drie broers wordt vermoord door een rivaliserende familie.

Het feit dat het ook nog eens hondenweer was maakte de Plukmaandag een ideale aangelegenheid voor de hondenbezitter. Ook ijsberen- en pinguinbezitters konden trouwens hun hart ophalen aan de animatie “John and Karen”, waarin John de ijsbeer bij Karen de pinguin op de thee komt.

Wellicht heb ik met de mate van afstandelijkheid waarmee ik honden en hun bezitters beschrijf door laten schemeren dat ik zelf niet behoor tot één van die twee partijen. Dat klopt. Sterker nog, ik bezit een kat. (In hoeverre een mens ooit een kat kan “bezitten” is weer een ander verhaal, trouwens.) Ik heb niets tegen honden, en beklaag me ook niet over de schijnbare hondgerichtheid van Plukkers, maar ik wil wel graag zachtjes te kennen geven dat een (kleine) rol voor de kat de programmering niet zou misstaan. Ook niet bij een regenbuitje. Want in het Nederlands hebben we het wel over hondenweer, maar in het Engels mogen de katten ook gewoon meeregenen.







De internationalizering van Aalten


Één keer per jaar zijn er vier donderdagen waarop Aalten, Gelderland, helemaal losgaat. Naja, ik denk dat er wel meer donderdagen zijn waarop Aalten, Gelderland, helemaal losgaat, maar er zijn er maar vier die het predikaat “De Aaltendagen” dragen, en op die vier donderdagen, één keer per jaar, gaat Aalten misschien nog wel losser dan normaal. Mijn goeie vriend Pieter komt uit Aalten, en nodigde me uit om te komen naar de vierde en laatste Aaltense donderdag van dit jaar. Dan konden we het op een Achterhoeks zûpen zetten en bij zijn ouders onze roezen uitslapen. Zo’n aanbod sla je natuurlijk niet af.

Vandaag dus een stukje waarin ik vanuit Aalten mijn licht op Pluk de Nacht laat schijnen.

Aalten, dat naar schatting van mijn gastheer zo’n 18.000 inwoners telt (omliggende buurtschappen meegeteld, het recent bijgevoegde Dinxperlo, met 12.000 inwoners, niet), ligt zo’n drie kilometer van de Duitse grens en heeft zodoende te maken met een frappante vorm van internationalizering. Lopend door het dorp hoor je zowel Nederlands als Duits. Op een kerk staat te lezen: “Two nations, one mission”. In het Engels dus. Verderop wijzen borden naar de winkel “Expecting. Maternity and Baby Lifestyle.”

“Vroeger heette dat nog gewoon Het Kraamparadijs”, vertelt Pieter op nostalgische toon. “En The Read Shop was vroeger Meneer Kees.”

Ter gelegenheid van de Aaltense festiviteiten staan er in de winkelstraat kraampjes met allerlei koopwaar: trainingsbroeken en shirts, ook van Ajax en PSV, exotische kettinkjes, armbandjes, vazen, en ander spul. Een man op stelten met een grote Europese vlag op zijn pak houdt even een rookpauze. Panfluitmuziek schalt door de straat: een Peruaanse familie verkoopt kleurrijke poncho’s.

Ik hoor het u al denken: “Wat is hier nou de link met Pluk de Nacht? Wat is dit voor een wanartikel? Verklaar je nader, flutblogger!”

Nou, euhm, de link is dus dat Aalten, in mijn optiek, enerzijds een dusdanig internationale gemeenschap heeft, en anderzijds bewezen heeft de nacht op zulks een succesvolle wijze te kunnen plukken, dat het klaar is voor een open lucht filmfestival á la Pluk.

Dus. Dat is de link. HA!

Morgen belicht ik Pluk de Nacht vanuit een maisveld in Oirschot, Noord-Brabant, met het doel te onderzoeken of een dergelijke teelt ook op Het Stenen Hoofd kan plaatsvinden. Tot dan.









Plukjunkie

Ik heb vannacht een rare droom gehad. Ik was vroeg weggegaan bij Pluk, gelijk na de film fietste ik naar huis. Ik was té moe. Op de trap naar boven dommelde ik al bijna in slaap. Toen ik binnen was heb ik met halfgesloten ogen nog even snel mijn tanden te eten gegeven en de kat gepoetst.

Ik kroop onder de dekens en het duurde, naar schatting, ongeveer 0,7 seconden voordat ik in een diepe slaap verkeerde, maar het kan ook 0,6 seconden geweest zijn.

Ik stond midden op Het Stenen Hoofd, met wat vrienden, en ik was niet meer moe. Het was vrijdagnacht, en hij werd weer goed geplukt: vuurtjes knapperden in hun korven, overal werd gepraat en gedronken, er klonk muziek uit de loods. Ik kreeg honger, en liep richting pizzabus en crêpemobiel. Ik bestelde een pizza tartufo, en een crêpe met suiker en citroen. Terwijl ik ze liet afkoelen liep ik nog eens over het terrein. Ik bekeek de caravans, de tegen elkaar gebotste auto’s die als loveseats fungeren, de Plukbus. De projectietoren, de VIP lounge, het grote scherm. Ik bracht de pizza naar mijn mond en nam een grote hap. Hij smaakte... stoffig. Opeens bevond mezelf in de keuken, mijn tanden vastgebeten in een pannenlap.

Als je zelfs over Pluk gaat dromen weet je dat je een verslaving hebt. De afgelopen dagen dwaalde ik elke avond (op één na) over Het Stenen Hoofd op zoek naar een idee, een thema, of een mooi moment om over te schrijven. Dan fietste ik in diepe gedachten naar huis, want meestal had ik nog geen flauw idee, geen half thema, en een onoverzichtelijke brei aan mooie momenten in mijn hoofd. De volgende ochtend rolde ik dan onmenselijk vroeg mijn bedje uit (negen uur!!), brouwde een goeie bak koffie, en staarde nog een half uur naar een knisperend wit vel op het scherm van mijn laptop voordat er eindelijk wat begon te vloeien.

Bij dit proces heb ik me gelukkig niet hoeven laten afleiden door het hebben van een baan, of een ander vervelend ritueel waar je de hele dag mee bezig bent. Dat moest er nog eens bijkomen!

En nu is het bijna voorbij op Het Stenen Hoofd. Nog één keer Pluk, een laatste hit, the grand finale. Het wordt bloedheet. Er staan pallets vol Vedett koud. De pizzaoven wordt opgestookt, een toren crêpes voorgebakken. Nog één keer badderen in de hot tubs, dansen in de loods. Uitkijken over het IJ. Nog één film. En op 18 augustus met zijn allen naar het Timorplein, om af te kicken in Studio K.

Voor diegenen die ‘s nachts wakker worden met pannenlappen in hun mond volgt hier een handleiding om Pluk na te bootsen in je eigen tuin, of, bij gebrek aan tuin, op je Amsterdamse balkonnetje. (Het recept voor de crêpes komt uit de crêpemobiel zelf, daar hangt het open en bloot, voor Jan en alleman, te bekijken! Volgens Meneer Crêpe maak je er 30 crêpes mee.)















Vage Films

Of hij naast ze mocht zitten, in die lege strandstoel, vroeg een lange jongen met een rond brilletje. Twee paar onderzoekende vrouwenogen keken op naar hem, en toen naar elkaar. Het was een korte blikwisseling, maar het maakte de jongen zichtbaar ongemakkelijk. Ik zag hoe hij zijn evenwicht verplaatste, en tegelijkertijd de fles Vedett van zijn linker- naar zijn rechterhand bracht. Ik moest denken aan een woestijnhagedis die afwisselend op twee van zijn vier poten gaat staan, om ze zo niet te branden aan het gloeiende zand. Ik heb nooit gevonden dat zo’n hagedis er comfortabel uitziet.

“Ja hoor, ga lekker zitten joh.”, zei de blonde vrouw.

De jongen mompelde een ‘dankjewel’ en positioneerde zich met zijn rug naar de strandstoel toe. Langzaam liet hij zich door zijn dunne benen zakken totdat zijn billen de stof raakten. Vervolgens liet hij zich naar achteren vallen, waarbij de Vedettfles klotste en een slok bier op zijn blouse wierp.

“Hè shit!”, riep hij uit.

De twee vrouwen moesten een beetje giechelen. De roodharige vrouw rommelde wat in haar tas, viste er een zakdoek uit, boog zich over haar vriendin heen en reikte naar de natte plek op zijn borst. De jongen liet zich gedwee deppen.

“Is dit je eerste keer?”, vroeg ze.

Hij leek een beetje beledigd.

“Nee hoor, ik kom hier vanaf het begin. Ik heb in totaal maar drie Pluk-avonden gemist.” Hij keek even opzij. “Maar die films had ik toch al gezien.”, voegde hij er triomfantelijk aan toe.

“O wau hee!”, riep de blonde vrouw uit. “Jij bent een echte Plukker, dus!”
De jongen lachte verlegen.

“Dit is onze eerste keer!”, zei de roodharige vrouw.

“O.”, zei hij, en, toen hij leek te beseffen dat hij wat droogjes overkwam: “Nou, welkom, dames.” Gegiechel.

“Die films hier zijn toch altijd harstikke vaag enzo?”, vroeg de blonde vrouw.

De jongen duwde zijn bril, die naar het uiteinde van zijn neus was gegleden, terug omhoog.

“Het zijn kunstzinnige films. Geen Hollywoodachtige drek zoals Batman, of Harry Potter.” De blonde vrouw perste haar lippen in een royale glimlach, haar wenkbrauwen schoten geamuseerd omhoog. “Maar echte, authentieke cinema.”, vervolgde de jongen.

“Hmm. Hier geen Harry Potter dus?”, vroeg ze vrolijk. Ze ontving een klein stompje in de rug van haar vriendin, die de andere kant op aan het kijken was.

“Nee.”

“O nou,” zei de vrouw joviaal, “dan ben ik benieuwd!” Ze zakte achterover in haar strandstoel en hield haar wijnglas in de lucht.

“Proost!”

De drie toostten met hun drankjes. De jongen richtte zijn blik nu op het scherm, want daar was de titel van de film al verschenen.





Oma(Deel twee)

“Tis tochwa.”

Met kaarsrechte wijsvinger drukt mijn omaatje elke paar tellen op de pijltjestoets naar beneden. Haar handen zijn een beetje zanderig van het wieden. Ik zit tegenover haar en zie, als twee kleine reflecties in haar leesbrilletje, mijn Plukblog regel voor regel voorbijtrekken. Haar ogen schieten kriskras over het scherm, haar mond hangt een beetje open.

“Hedde gij di allemaal geschreven en gedaan?”

“Ja, oma. Koel hè?”

Ze zet de stomende kop thee aan haar mond en neemt, slurpend, een klein slokje.

“Ja jongen, heel mooi.”

Ik krijg een oma-glimlach.

“En is ‘t nu klaar?” vraagt ze.

“Ja. Althans, op het Stenen Hoofd is het klaar, daar zijn de vrijwilligers nu druk bezig alles op te ruimen. En dan gaat het straks, op 18 augustus, nog een paar dagen door in het oosten van Amsterdam, in Studio/K.”

Ze knikt begrijpend, alsof ze vroeger elke week in Studio/K kwam.

“En doede dan ook weer met dieën blogs allemaal?”

Ik hou de lepel hoog boven mijn kopje en kijk hoe de lange straal honing telkens dunner wordt voordat hij in mijn thee verdwijnt.

“Nee, ik ben uitgeblogd nu. Althans, voor Pluk.”

Ze kijkt me aan met heldere oogjes.

“Ja, ge kunt maar beter een echte baan vinden hè jongen?”

Ik staar naar mijn thee en contempleer even hoe wonderbaarlijk het eigenlijk is dat oma’s dit soort dingen zo vrij van oordeel kunnen zeggen, zo begripvol van toon, dat het onmogelijk is beledigd te zijn. Wanneer ontwikkelt een mens die gave? Waarom zitten er niet meer oma’s in de politiek?

“Ja, oma. Inderdaad...” mompel ik.

We zitten in stilte en nemen slokjes van onze thee.

Ik moet denken aan Pluk, de laatste avond. Het grote kampvuur op het strandje achter de loods. Een vervormde vuurkorf temidden van een berg roodgloeiende stukken pallet. Mensen eromheen, hun gezichten opgelicht en uitgelaten. Pizza’s, gepraat. V. VE. VED. VEDE. VEDET. VEDETT. V. VE...

En erna: uitbundige vrijwilligers in de loods. Dansend en napratend. De beste Pluk tot nu toe? Daar is iedereen het over eens. En volgend jaar wordt ‘ie nog beter.

Ik drink mijn laatste slok thee en zet het kopje op tafel. Dan sta ik op, en begin de mouwen van mijn trui op te stropen.

“Kom, oma”, zeg ik, “Zal ik u helpen met wieden?”

Ze glimlacht.

“Da’s goed, jongen.”

Langzaam komt ze uit haar stoel, en samen lopen we naar de tuin.